Quarantaine in het verre China lijkt een goed idee, in je eigen dorp voelt het fel overdreven

Gisterennamiddag – op de heilige zondag – was er crisisvergadering op het gemeentehuis. Onze burgemeester had de moeilijke taak aan zijn onderdanen uit te leggen wat van hogerhand was beslist en welke gevolgen dit zou kunnen hebben op ons dagelijkse leven. Het hoeft niet gezegd dat zoiets al snel – zeker met ietwat verhitte Italianen – leidt tot heftige discussies.

Je mag je nog verplaatsen binnen onze rode zone, maar enkel voor het strikt noodzakelijke en beperkt tot een minimum. Met andere woorden, je moet zo snel mogelijk terug in de veilige thuishaven zijn.

Buiten de ‘rode zone’ mag je enkel gaan om professionele redenen of dringende medische zaken, gestaafd door een attest van de werkgever dan wel behandelend geneesheer. Wel mag alle commerciële goederenverkeer doorgaan, de economie mag niet helemaal stilvallen natuurlijk, zodat je de eerder schizofrene situatie krijgt waarbij de haarlak en make-up wel tijdig aan het kapsalon mag worden toegeleverd, maar je strikt genomen niet naar de kapper mag, tenzij dit alsnog als een dringende noodzaak zou omschreven worden (wat als ik naar de kapsels van sommige dorpsbewoners kijk weleens het geval zou kunnen zijn).

Momenteel zouden er enkel toevallige politiecontroles gehouden worden, maar terwijl we vergaderden, kwamen er toch allerlei berichten binnen dat bepaalde ‘vluchtroutes’ geblokkeerd werden door de politie. Ik betrap mezelf erop dat bepaald woordgebruik soms doet denken alsof we een of andere burgeroorlog beleven, wat uiteraard een ernstige afbreuk is aan het leed dat sommige mensen daadwerkelijk moeten ondergaan in ‘echte’ oorlogszones.

Zo besef je plots dat een quarantaine in het verre China een goed idee lijkt, maar in je eigen dorp als fel overdreven aanvoelt en dat de invulling van de term ‘alarmfase rood’ best wel wat losser zou mogen als je er zelf middenin woont …

Uiteindelijk wilden we de vergadering op een positieve noot laten eindigen en besloten we dat het een goed idee zou zijn een soort van boodschappendienst aan te bieden aan de vele ouderlingen uit ons dorp, één van de redenen waarom een zo beperkt mogelijk menselijk contact in het hoogbejaarde Italië dan weer wel een goed idee lijkt.

Wie denkt dat dat eenvoudig lijkt – één iemand gaat om boodschappen, één iemand draagt de spullen rond – kent duidelijk de Italiaanse praktijk niet … Wie gaat dat vooraf betalen? Hoe gaan we later de centen recupereren? Geven we de boodschappentassen aan huis af of vermijden we elk contact en zetten we ze aan de poort af? Naar welk nummer kunnen ze bellen, ons gemeentehuis is immers maar twee voormiddagen per week open? Facebook, Whatsapp of andere hippe toepassingen kent onze doelgroep van 80-plussers niet. En dan moest het grootste probleem nog komen: wat met de privacy? Boodschappen en medicijnen zijn toch wel heel persoonlijk, hoe gaan we oplossen dat mensen hun schroom overwinnen om hun bestelling te durven doorgeven?

Maar goed, vandaag ben ik hoe dan ook van dienst. Ik ga richting supermarkt en wacht in spanning af hoe en welke boodschappenlijstjes mij zullen bereiken.

Bron: https://www.standaard.be/cnt/dmf20200309_04882138